‘Daar wandelt een vader, met zijn zoon’, Gunning-symposium 2005, in: Woord en Dienst, januari 2005, nr. 2, 8v.



Honderd jaar geleden overleed de theoloog Gunning, die met zijn theologische gezichtspunten ook voor de hedendaagse mens nog een gesprekspartner kan zijn. Zeker in zijn visie op God en mens.


Jaren geleden bezocht ik een veiling van Ton Bolland aan de Prinsengracht in Amsterdam. Ik was afgekomen op de Kirchliche Dogmatik van Karl Barth. Die kocht ik ook. In de koffiepauze toen ik nog wat rondsnuffelde, sprak iemand mij opeens aan. Kijk, zei hij, daar heb je Gunning Leven en Werken. Als ik je een advies mag geven: koop die delen. Je zult er geen spijt van hebben. Daarna verdween deze onbekende. Ik kocht Leven en Werken. De volgende ochtend fietste ik met een hele doos vol naar huis.


Persoon

Het is bij mij vooral J.H. Gunning Jr. (1829-1905) geworden die me gegrepen heeft. Misschien kan dat ook wel niet anders bij een theoloog, die zozeer het persoonlijke en de persoonlijkheid in zijn theologie op de voorgrond heeft geplaatst. Met Gunning moet je iets hebben. Mensen die hem vroeger gekend hebben, schijnen ook altijd over hem als persoon gesproken te hebben. Wat hij voor iemand deed of een bepaalde uitspraak die bleef hangen. Zo gaat het verhaal over een moderne student in Leiden, die Gunning tijdens een college in het nauw wilde brengen met een vraag over Spinoza. Gunning gaf - tegen ieders verwachting in - spontaan een schitterende improvisatie over Spinoza. Daarmee oogstte hij zelfs lof van zijn beroemde Leidse collega Abraham Kuenen. Jaren later sprak men nog over deze gebeurtenis.


Vrijmacht

Zijn leven lang is Gunning bezig geweest met Spinoza. Als hij mensen op bezoek had in Den Haag en een wandeling met hen maakte, dan wees hij steevast op het huis waar Spinoza gewoond had. Maar hij was tegen de oprichting van een standbeeld voor Spinoza. Spinoza paste volgens hem niet in de Nederlandse traditie van vrijheid. In zijn boek Spinoza en de Idee der Persoonlijkheid zet hij uiteen dat Spinoza de vrijheid voor de andersdenkende niet erkent en zijn staatsleer absolutistisch is. Dat heeft alles te maken met Spinoza’s Godsleer, die in de Ethica ontvouwd wordt. Spinoza, aldus Gunning, kent God niet als persoonlijkheid. God is bij hem een blinde, onbewust werkende natuurkracht. De God van de bijbel is echter geen blinde, dwingende macht. Als er van Gods almacht gesproken wordt, dan is dat niet in de zin van een dwingende macht. Nee, Gods almacht bereikt zijn toppunt als Hij vrije wezens schept. Je bent pas werkelijk (al)machtig als je je zelf kunt beperken terwille van een ander. Dat doet God en daardoor kun je spreken van Gods liefde. Zo ontstaat er een heel ander idee van God. God is de levende, die zich niet openbaart als blinde macht.


Kuyper

De gedachte dat God de mens niet dwingt, vind je steeds terug bij Gunning. Het speelt eigenlijk ook in de discussie met Abraham Kuyper. Gunning had er moeite mee dat Kuyper evangelie en partij zo met elkaar verbond. Maar hij was vooral tegen de juridisch-dwingende omgang met de belijdenis en de bijbel. De leer van de onfeilbaarheid van de Schrift vond hij verwerpelijk. De bijbel zelf leert geen onfeilbaarheid, schreef hij. Dat is veel te strak en te abstract gedacht. Zo is God niet te midden van de mensen. Niet in dode, dwingende letters of wetten, maar in levende personen. Dat is de wijze waarop de Geest ons van Christus overtuigt. Door mensen in wie het nieuwe leven zichtbaar wordt. Ook in de kerkorde wilde Gunning daarom vrijheid en hoopte hij op mensen door wie de Geest kon werken.



Vader

Gunning verzette zich tegen de gedachte dat God onveranderlijk zou zijn. De klassieke begrippen van de geloofsleer mogen nooit mechanisch worden opgevat. Alsof er sprake is van een noodlot. Daar wandelt een vader, zegt Gunning. Hij loopt met zijn zoon. Zijn gang is beheerst en vast. Maar nu maakt zijn zoon een misstap. Hij valt in de afgrond. Wat zal de vader doen? Zal hij onveranderlijk doorwandelen zoals hij steeds gedaan heeft? Nee, hij zal zijn hand uitstrekken om zijn kind ten koste van alles te redden. Een vader die dat niet doet, is een onbetrouwbare vader. Want onveranderlijkheid is een geestelijke kwaliteit. Een vader die zijn kind echt liefheeft, verandert zijn gewone manier van doen, omdat hij onveranderlijk trouw is en wil zijn. Zo alleen kun je spreken over Gods kwaliteiten. Almacht is vrijmacht, de macht om waarlijk vrij te zijn en een ander waarlijk vrij te laten. Alwetendheid is niet alles weten, maar scherp zien wat nodig is, waar het op aan komt.


Levende mensen

Gunning kan met deze theologische gezichtspunten ook voor de hedendaagse mens nog een gesprekspartner zijn. Zeker in zijn visie op God en mens. De mens is geschapen als persoonlijkheid. Evenals God die zijn eigen macht beperkt terwille van het schepsel, zo doet de ware mens, Christus. Hij verloochent zichzelf terwille van anderen. Bij Gunning staat de liefde hoger dan de rationele waarheid. De liefde die in Gods wezen gegrond is. Daarom kan hij zeggen: ‘Niemand achte zijn leven onbeduidend of gemankeerd, zoo lang hij zich in liefde mag en kan geven. Als het mag zijn, zoo wordt door talent en ijver in de wereld iets tot stand gebracht, maar in elk geval wordt door de liefde het hoogste bereikt, ze is gelijk aan de vaas welks balsemgeur zich blijft verspreiden ook als ze zelf verbrijzeld is.’ Dat is echt Gunning. In levende mensen, in dienst en offer, krijgt het leven Gods gestalte in de wereld.

Wat hebben huidige generaties nog aan het geloof van vroegere geslachten? In zijn boek Overlevering en wetenschap gebruikte Gunning eens het beeld van de grote processie. Er gaat een grote processie de eeuwen door: ‘de overste Leidsman vóórop, tot heiligdom dragende het Kruis, aanheffende de psalmen der aanbidding wier heilige melodie de voorste met de achterste reien, de eerste met de laatste geslachten verbindt.’ Die eenheid van de geslachten gaat veel dieper dan wij in onze individualistische tijd vaak beseffen. Daarom hebben we het steeds nodig om terug te keren naar hen die ons zijn voorgegaan in het geloof.


Symposium

Honderd jaar geleden stierf Gunning op 21 februari 1905 te Arnhem. Om zijn theologisch werk opnieuw onder de aandacht te brengen wordt op zaterdag 19 februari 2005 in Kampen een dag aan hem gewijd. De theoloog en VU-hoogleraar prof. dr. C. van der Kooi neemt een referaat voor zijn rekening over de actualiteit van Gunnings theologie. Dr. A. de Lange, de schrijver van de voortreffelijke Gunningbiografie Een leven in zelfverloochening, zal een beeld geven van het netwerk van personen dat Gunning in Nederland opbouwde als alternatief voor politieke partijvorming. Dr. J. Vree, kerkhistoricus aan de VU, zal iets vertellen over  de opvattingen van Gunning en A. Kuyper over kerk en Schrift aan de hand van archiefmateriaal uit de jaren 1860-1873 dat recent gevonden is. Dr. H. Veldhuis, secretaris van de Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie, spreekt over Gunning en D. Chantepie de la Saussaye. De Kamper hoogleraar prof. dr. G.W. Neven zal reageren op de lezingen en een voorzet geven voor een forumdiscussie. Dr. T.L. Hettema uit Leiden is de dagvoorzitter en leidt het forum. Tijdens het symposium kan worden ingetekend op het boek Noblesse oblige waarin de referaten zullen zijn opgenomen (intekenprijs € 14,90, boekhandelprijs € 16,90).

Er is voor het symposium ook een speciale ‘Gunninguitgave’ gemaakt: Gunnings Kaulbachlezingen. Deze lezingen geven een beeld van Gunnings negentiende eeuwse theologie en wereldbeschouwing. Er is voor iedere deelnemer gratis een exemplaar.


Het Gunning-symposium vindt plaats in het Koornmarktgebouw van de Theologische Universiteit Kampen (Koornmarkt 1, 8260 GA Kampen, tel. 05202-92653). Vanaf 9.30 uur is er ontvangst met koffie. Van 10.00 - 16.00 uur duurt het programma.


Lieuwe Mietus is docent aan het seminarium van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland en werkt aan een proefschrift over J.H. Gunning Jr.